Één van de onderdelen van het motorexamen zijn de bijzondere verrichtingen. Dit onderdeel wordt ook wel de Algemene Voertuigbeheersing genoemd. Hierbij moet je 7 oefeningen laten zien. Deze worden gekozen uit verschillende clusters, waarvan er één uit elk cluster moet komen. Je doet dus vier oefeningen verplicht uit de clusters en drie die de examinator nog extra kiest. Elke oefening telt even zwaar mee. Om te kunnen slagen voor je motorrijbewijs moet je bij het onderdeel bijzondere verrichtingen vijf van de zeven oefeningen hebben gehaald. Wanneer je een oefening onvoldoende uitvoert mag je deze één keer overdoen.

Wanneer je AVB examen wilt doen, moet je geslaagd zijn voor je motor theorie-examen of een geldig rijbewijs B hebben.
– Het resultaat van je theorie-examen is 1,5 jaar geldig.
– Het resultaat van je AVB praktijkexamen is 1 jaar geldig.


Oefeningen Examen AVB

Lopen met de motor (verplichte oefening)

De bestuurder parkeert al lopend de motor achteruit in een parkeervak. Hij handelt zodanig dat hij met de motorfiets in evenwicht blijft en er geen gevaar, hinder of schade ontstaat. Ook let de examinator op het gebruik van de standaard.
Bij deze oefening loop je met een uitgeschakelde motor aan de linkerzijde van je motor met beide handen aan het stuur. Vervolgens loop je met de motor in een bocht achteruit het parkeervak in met tenminste één hand aan het stuur. Je plaatst de motor op de zij-standaard of de middenbok. Vervolgens haal je de motor van de zij-standaard of middenbok af en loopt met de motor vooruit en buigt af naar rechts en loopt verder tot de laatste pylon.


Uitvoering langzame slalom (verplichte oefening)

Het is de bedoeling dat je door middel van gas, de voetrem en een slippende koppeling je snelheid regelt. Je start in een rechte lijn voor de eerste verkeerskegel (rijdend of vanuit stilstand). Je stuurt vanuit de heupen en door gebruikmaking van het stuur.Met behulp van de verkeerskegels door middel van bochten een slalom rijden. Na de laatste verkeerskegel rijd je in een rechte lijn weg.


 Uitvoering denkbeeldige acht (keuze oefening)

Je start door aan één van de korte zijden aan de rechterkant in te rijden. Je rijdt naar het einde van de rechthoek toe. Dit doe je met een licht trekkende motor. Daarna begin je met een linker bocht (halve draai) aan de ‘denkbeeldige acht’. Het is de bedoeling dat je op de juiste wijze afschuimt om de bochtstraal te verkleinen. Houd tijdens deze oefening een gelijkmatige snelheid aan. Gebruik indien nodig je voetrem en je koppeling (slippend). Je dient de denkbeeldige acht in één keer te rijden.


Uitvoering halve draai (keuze oefening)

In een rechte en vloeiende lijn op aanwijzing van de examinator aan de rechter-, dan wel de linker zijde inrijden.
Met een licht trekkende motor.
Halve draai inzetten na de 2e verkeerskegel en rijdt in een vloeiende beweging voor de laatste verkeerskegel terug.
In een rechte en vloeiende lijn terug rijden in de richting waarin gestart is.
De juiste wijze van afschuinen benutten op de bochtstraal te verkleinen.
Een gelijkmatige snelheid aanhouden. Indien nodig voetrem en koppeling (slippend) gebruiken.


 Uitvoering stapvoets rijden (keuze oefening)

Je start de oefening door recht aan te komen rijden. Tijdens het rijden houd je je voeten op de voetsteunen. Rijd stapvoets met een licht trekkende motor over een afstand van 20 meter. Het is de bedoeling dat je met een constante snelheid in een rechte lijn met de meelopende examinator meerijdt tot kort voor het richtpunt. Je houdt je snelheid constant met een slippende koppeling en eventueel met je voetrem. Bij het tot stilstand komen mag de voorrem worden gebruikt.


Uitvoering wegrijden uit een parkeervak (keuze oefening)

Je start de oefening door de motor haaks op de rijbaan te positioneren met het voorwiel tegen de (denkbeeldige) rijbaan. Als jij op de juiste positie staat geeft de examinator aan naar welke richting je moet wegrijden. Rijd in je gecontroleerde bocht haaks weg en daarna nog enkele meters rechtdoor. Als je stilstaat met de motor voordat je wegrijdt houd je je rechter- of linkervoet aan de grond. Het is de bedoeling dat je deze oefening uitvoert door het regelen van je snelheid door middel van je gas, koppeling en eventueel de voetrem.


 Uitvoering uitwijkoefening (verplichte oefening)

Je start deze oefening met een snelheid van 50 km/uur waarbij je in een rechte lijn komt aanrijden. Na het eerste poortje draai je je gas dicht en zonder te remmen maak je een uitwijkbeweging naar links. Het is de bedoeling dat je je motor afschuint vanuit de heupen. Ontwijken het denkbeeldige obstakel en keer daarna weer terug naar de denkbeeldige eigen weghelft. Schuin daarna weer af vanuit de heupen en passeer de laatste verkeerskegel aan de rechterkant.


Uitvoering snelle slalom (keuze oefening)

Je start deze oefening door in een rechte lijn naar de eerste verkeerskegel toe te rijden. Je rijdt met een constante snelheid van tenminste 30 km/uur en met een licht trekkende motor. Het is de bedoeling dat je vanuit de heupen de motor de bochten in stuurt en op die manier een slalom rijdt. Nadat je de laatste verkeerskegel gepasseerd bent, rijd je in een rechte lijn weg.


Uitvoering vertragingsoefening (keuze oefening)

Je start deze oefening vanuit stilstand. Rijd rechtdoor en verhoog je snelheid naar 50 km/uur in tenminste de 3e versnelling. Draai bij het passeren van het tweede poortje je gas dicht en rem met beide remmen. Ontkoppel en schakel één versnelling terug. Je rijdt op die manier bij het starten van het slalom-gedeelte met een snelheid van 30 km/uur. Het is zaak dat je dan al klaar bent met remmen en je koppeling is losgelaten. Het is de bedoeling dat je deze oefening uitvoert met een licht trekkene motor en een constante snelheid. Je stuurt vanuit je heupen en na de laatste verkeerskegel rijd je in een rechte lijn weg.


Uitvoering noodstop (verplichte oefening)

Je start deze oefening door recht aan te komen rijden met een constante snelheid van 50 km/uur. Bij het passeren van het poortje draai je je gas dicht, zet je remming in en ontkoppel je direct. Gebruik beide remmen. Het gebruik van je voorrem is hierbij het belangrijkste. Zorg er voor dat je je remweg zo kort mogelijk houdt en je motor onder controle.


 Uitvoering precisiestop (keuze oefening)

Je start deze oefening door recht aan te komen rijden met een snelheid van 50 km/uur. Bij het passeren van het poortje draai je je gas dicht en rem je direct door gebruik te maken van beide remmen. Verdeel je remweg over 17 meter en zorg dat je precies uitkomt net vóór het tweede poortje. Het is de bedoeling dat je gelijkmatig remt zonder dat je grote correcties moet uitvoeren. Schakel kort voordat je stilstaat terug naar de 1e versnelling.


Uitvoering stopproef (keuze oefening)

Je start deze oefening door recht aan te komen rijden met een snelheid van 50 km/uur. Bij het passeren van het poortje draai je direct je gas dicht en rem je met beide remmen. Daarna ontkoppel je je motor. Het is de bedoeling dat je met een forse en technisch goede remming tot stilstand komt. Schakel kort voor dat je stilstaat terug naar de 1e versnelling.